Valentijnsgedichten
De koninklijke koetsIk zou willen dat ik een koetsje was,
Gebouwd op een zeer fragiele as,
Met hele dunne wielen,
En op de vloer een stoofje voor de hielen.
Verder van binnen met fluweel bekleed,
Een interieur waar aandacht aan is besteed.
Ja zo'n koninklijke koets,
Die voldoet aan elke toets.
Een koets voor een prinses,
Met ervoor de paarden, minstens zes,
Met één koetsier en een lakei,
Voor een rit door de stad langs de abdij.
Een prinses zo wonderschoon,
Met op haar hoofd een gouden kroon.
Ik reed haar dan rond zo heel bedaard,
Door een ieder toegewuifd en nagestaard.
Dit is van mij een wens,
Als ik anders moest zijn dan een mens.
Doch dit is slechts één van mijn luchtkastelen,
En zo heb ik er nog zo velen.
Maar ik ben maar een jongen van de straat,
Die zijn jaloerse blikken laat, naar het koetsje wat daar gaat.
Zes paarden trekken die calèche,
Met erin Elly, een echte prinses.
Verder met een koetsier en een lakei,
Zo gaat het geheel aan mij voorbij.
Dan hoor ik vanuit de koets een gilletje,
De koetsier luistert naar de prinses haar willetje.
Hij trekt de teugels aan en roept: "Hooooooo!"
De lakei stapt af en komt op mij toe:
"Jij hebt de prinses behaagd,
Vandaar dat zij jou in haar koetsje vraagt."
Met stomheid ben ik dan geslagen,
Zou ik dat durven wagen?
De lakei duwt mij naar voren,
Om zo mijn trans te verstoren.
Ja en voor ik het zelve weet,
Zit ik in de koets die met fluweel is bekleed.
Alles is afgezet met een gouden koord,
Ik zit naast Elly, de prinses, alsof het zo hoort.
Zij stelt mij snel op mijn gemak,
En samen gaan wij uit ons dak.
Machtig is het om met zo'n schoonheid te mogen toeren,
En je te saam in die calèche te laten vervoeren.
Dan komt er een einde aan de rit,
Waar prinses Elly nog het meest mee zit.
"Kom ik ga mijn ouders ermee verblijden,
Dat wij samen zo fijn zijn wezen rijden.
En zien zij aan mij dan mijn geluk,
Dan kan onze vriendschap niet meer stuk.
Jij hoeft mijn pa enkel nog maar mijn hand te vragen,
En wij sjezen nog jaren rond in deze wagen."
Waardering:
9 met 25 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Dolf de Jong
Printbare versieDit gedicht verzenden naar een vriend(in)Volgende gedicht: Compleet verlorenVorige gedicht: Als de Betuwe in bloei staat